BEST BEKEKEN
Godsdienst-Gen en Groepsgedrag
Vanaf nu is hier ook ruimte voor artikelen! We zijn nieuwsgierig wat jullie van deze ontwikkeling vinden, dus schroom niet te Reageren op de Buis (mocht jij nou ook 'n interessant artikel hebben, neem dan contact
op). Het eerste artikel is van de hand van Menno:Het godsdienst-gen en groepsgedrag
De vroege mens leefde in een uiterst beperkte genenpool bestaande uit de direkte familie en uit de bewoners van de meest nabijgelegen dorpen.
Godsdienst kon de kans op inteelt beperken omdat de bijbehorende riten grote groepen mensen over vaak aanzienlijke afstanden bijeen kan brengen, en omdat het de door gewoonte dichtgetimmerde relaties en te rigide stamregels kan doorbreken.
Bovendien verhoogt godsdienst, mits gemeenschappelijk beleefd, de saamhorigheid en verlaagt het de kans op conflicten met nabije, maar niet nauw verwante groepen.
Groepsgedrag als spin-off van religieuze groepsbeleving, hoeft in de toenmalige stamgemeenschappen, die behoeften hadden aan een eenduidige krachtige leiding, niet altijd nadelig uit te pakken. Mits er maar voldoende tegendruk bestaat.
Het is dan ook niet verbazingwekkend dat evolutiebiologen voor deze functionele eigenschap een genetische achtergrond vermoeden. Geloof blijkt uit tweelingenonderzoek voor 50% genetisch bepaald. Geloof in bescherming vanuit een andere wereld kan ook de spin-off zijn van de menselijke neotenie die een blijvende behoefte aan de ouderlijke zorg met zich meebrengt (neotenie is het vermoede verschijnsel dat de mens geestelijk en lichamelijk in zijn kinderfase is blijven hangen, met als voordeel het behoud van speelsheid en nieuwsgierigheid).
Gezien de sociale impact zouden wij in dit verband ook kunnen spreken van ons sociale gen.
Natuurlijk mogen wij de ogen niet sluiten voor de nadelige effecten van een godsdienst-gen binnen een moderne leefomgeving. In onze geseculariseerde samenleving vertoont het immers af en toe extreme side-effects in de vorm van seculier geloof, zoals gezondheids- en lichaamscultus, extreme voedingen leefregels, doorgevoerde spiritualiteit en esoterie, en radicale religieuze- en politieke overtuigingen. En in de vorm van groepshysterieën mbt gezondheidsrisico's, angst voor terrorisme, complottheorieën etc.
Onze huidige democratische, multiculturele en globalistische samenleving wordt door het gen dan ook behoorlijk destabiliseerd, omdat het aanleiding geeft tot sterke polarisatie en gevaarlijk groepsgedrag, en daardoor tot niet rationeel overheidsbeleid dat afbreuk doet aan onze rechtsstaat. Groepsgedrag kenmerkt zich immers door:
Xenofobie
Territoriumdrift
Simplificatie van problemen, geen ruimte voor nuance
Conformeren aan de groepsnorm om geen agressie te trekken
Kritiekloos volgen van een leider
Hysterie en buitenproportioneel mbt gedrag en meningsvorming
Toename zelfvertrouwen en zelfoverschatting bij toenemende grootte van de groep
De mens is in principe een sociaal levende diersoort.
Een kleine groep mensen kan een productief team vormen dat zich kenmerkt door synergie, een proces waarbij het niveau van de groep hoger ligt dan dat van de som van zijn delen. Deze gunstige omstandigheden kunnen zich voordoen als de groep niet groter is dan 7 (op te rekken tot 9) en evenwichtig is samengesteld (geen overdominante aanwezigheid etc.). Het kan geen toeval zijn dat dit aantal waarschijnlijk overeenkomt met het aantal mannen van een prehistorische jachtgroep. Het zal dan ook wel een evolutionaire programmering betreffen.
Maar de mens is ook biologisch geprogrammeerd om, mits hij zelf geen leiderschap ambiëert, binnen een grotere groep dan die van een jachtgroep niet al te veel op te vallen, maar onder te duiken in de veiligheid van de groeps-anonimiteit. Dit om in de luwte de uitkomst af te wachten van de strijd om het leiderschap zodat hij op het goede moment en zonder risico de kant van de winnaar kan kiezen.
Hij valt dan terug op primair defensieve gedragsvormen, zoals conformeren aan de groepsnorm, xenofobie, territoriumdrift, simplificatie en hysterie in standpunten zonder ruimte voor nuance, buitenproportioneel gedrag, groepsgericht superioriteitsgevoel en tenslotte het blind volgen van de nieuwe leider. En hoe groter de groep, des te groter is het aanzuigend effect van dit groepsgedrag op de omgeving.
Er is nu geen sprake meer van productief teamgedrag. De leider tolereert immers geen kwaliteiten die de zijne overstijgen, en de groepsleden zullen dat door defensief gedrag respecteren. Het groepsniveau is minder dan de som van de delen, en ook minder dan dat van het beste teamlid. Want afgezien van diens passieve opstelling geldt dat voor leiderschap andere eigenschappen wegen dan die welke bijdragen aan het succes van de groep als team. Hij zal zich dus niet laten gelden.
Als een uitdager bovendien niet duidelijk dominant is, zal de groep agressief de zijde van haar oude leider kiezen, deels omdat dat beter is voor de eigen positie, deels omdat een snelle beslissing de rust herstelt. En rust is beter voor de groep dan een voortdurende en risicovolle strijd om het leidersschap.
Illustratief voor het verschil in gedrag binnen kleine en grote groepen is de waarneming dat er zich tijdens het functioneren als team (lees de jacht), en zonder publiek, geen echte strijd om het leiderschap voordoet.
Dat begint pas weer na hereniging met de volledige gemeenschap. Daar is de geïnvesteerde energie en het fysieke risico van de machtstrijd immers veel beter besteed omdat de gemeenschap gediend is met een goede jacht en elk groepslid door haar aanwezigheid de nieuwe krachtsverhoudingen zal kennen.
Overigens is ook groepsgedrag noodzakelijk voor het voortbestaan van de soort, mits in een juiste mix met individuen die zich daaraan onttrekken, en dan wellicht in de verhouding 1 op 7 (overeenkomend met de maximale grootte van een productief team). Geheel zonder groepsgedrag zou een grote populatie mensen niet kunnen functioneren. Het ontbreken van een eenduidige leiding zou immers conflicten binnen de populatie met zich meebrengen. En een grote populatie is nodig om voldoende diversiteit binnen de genenpool te verzekeren.
De aanwezigheid van enkele kritische individuen is een evolutionair gunstige eigenschap voor de groep omdat zij ongewenst en niet-productief groepsgedrag kunnen neutraliseren, misstanden zichtbaar kunnen maken en eventueel nieuwe leiders kunnen genereren of naar voren kunnen schuiven wanneer de oude leider tot inertie of voor de groep schadelijk totalitair gedrag vervalt, ofwel om fysieke redenen wegvalt.
Commentaar
Ten eerste zie ik je geen onderscheid maken tussen groepsdynamiek (bewegingen binnen een groep) en kuddegedrag (gedrag dat door een groep eenduidig wordt bedreven). Je noemt het allemaal groepsgedrag.
Verder zie ik veel causale verwijzingen (dan ook, immers) tussen delen waartussen ik de verbanden niet helemaal duidelijk zie worden toegelicht. Wat is de korrelatie tussen een 'geloofsgen' en groepsgedrag als gevolg van geloof? Dat groepsgedrag leidt tot voorplanting van gelovigen onderling? Dat past wat mij betreft niet helemaal in het nature/nurture plaatje. Geloof is opvoeding. Opvoeding heeft niets met genetische samenstelling te maken als je het mij vraagt.
Verder lees ik iets te veel cliche's over leiderschap en kuddegedrag, allemaal weinig onderbouwd. Uit welk boek heb je dat rijtje kenmerken?
Ik kan je een boek aanraden dat wat dieper ingaat op diversiteit en groepsdynamiek: The Wisdom Of Crowds (2004) door James Surowiecki.
Dit boek maakt korte metten met ouderwetse opvattingen wat betreft groepen en massa's, indivuen en leiderschap. -- Joris @ Wednesday 18 Apr 2007 14:22:38
Dit artikel gaat over evolutie en niet over sociologie. Reden waarom ik over kuddegedrag schreef en niet over groepsdynamiek.
En dat ik mijn gebruik van het begrip groepsgedrag niet heb toegelicht komt omdat ik meende dat de context dat toch wel duidelijk maakte.
Ik spreek niet van een correlatie tussen "geloofs-gen en groepgedrag als gevolg van geloof", maar van groepsgedrag als spin-off van het godsdienst-gen. Ik heb het dus over een causaal verband, en wel het volgende:
Het "godsdienst-gen" is gunstig voor de genetische diversiteit, omdat het contacten tussen niet-verwante groepen bevordert. Het is dus een evolutionair gunstige mutatie die inteelt helpt voorkomen.
Maar dat zal in primitieve samenlevingen alleen zonder gevaarlijke confrontaties verlopen als men bereid is strak de heersende geloofsdogmatiek te volgen. En dat blinde volgen vereist mijns inziens de eigenschappen die groepsgedrag kenmerken.
Institutioneel geloof is inderdaad opvoeding, maar de ontvankelijkheid ervoor is deels genetisch bepaald (tweelingenonderzoek).
Realiseer je dat dit geen wetenschappelijk artikel in Nature is. Het is een stelling op persoonlijke titel, gebaseerd op de mij beschikbare literatuur (dus niet "uit een boekje"), en vooral op waarneming. Bedoeld om over na te denken en (zoals hier) over te discussieren. Controversieel? Ja, maar daar is dit ook de Reageerbuis voor!
En tenslotte "iets teveel cliche's"? Wel, iets is niet voor niets een cliche. Bovendien zal dat niet voor elke lezer gelden, en voor hen werd dit in eerste instantie geschreven.
-- menno @ Wednesday 18 Apr 2007 22:05:21
Inderdaad kan een massa het individu overstijgen, maar om een massa superier te laten zijn, moet wel aan enkele voorwaarden worden voldaan.
Volgens Surowiecki leidt een collectief oordeel niet automatisch tot een superieur resultaat.
Hij onderscheidt vier voorwaarden, waaraan een collectieve beslissing moet voldoen om 'wijs' te kunnen zijn. In een interview omschrijft hij deze voorwaarden als volgt:
"There are four key qualities that make a crowd smart.
It needs to be diverse, so that people are bringing different pieces of information to the table.
It needs to be decentralized, so that no one at the top is dictating the crowd's answer.
It needs a way of summarizing people's opinions into one collective verdict.
And the people in the crowd need to be independent, so that they pay attention mostly to their own information, and not worrying about what everyone around them thinks".
Onder deze voorwaarden gedraagt de massa zich niet als groep, maar als een verzameling individuen. De interview-setting van Surowiecki is dus wezelijk anders dan de door mij beschreven primitieve samenleving met zijn gemeenschappelijk beleefde stambelangen en geloofsovertuiging.
Bovendien kan een massa wel omgaan met kwantitatieve schattingen, maar niet met gewogen oordelen van kwalitatieve aard en morele standpunten, en niet met het concipieren van beleid zonder centraal aangeboden vraagstelling.
-- menno @ Thursday 19 Apr 2007 12:26:11
Maar omdat onze globalistische samenleving wellicht gebaat is bij wat meer remmende invloed op het groepsgedrag dan in de tijd van de stamgemeenschappen, lijkt mij "bijkweken" wel zinvol.
Er zullen naast natuurlijke individualisten toch ook wel randgevallen voorkomen die ontvankelijk zijn voor een kritische levenshouding.
Volgens mij heeft het daarom zin mensen ervan bewust te maken dat zij uniek zijn, en vrij in, maar ook verantwoordelijk voor (!), hun handelen. -- menno @ Thursday 19 Apr 2007 22:10:01
Mij gaat het erom mensen in mijn eigen leefomgeving in contact te brengen met hun misschien verborgen vermogen tot relativeren en lateraal denken.
En dat kan door hen op het verkeerde been te zetten met onverwachte vragen naar hun motieven of naar alternatieve oplossingen in situaties waarin zij geheel op de automatische piloot gaan. Als het erin zit, zet het mensen aan het denken, en anders lopen zij schouderophalend door en sta je hoogstens voor aap.
Absurdisme doet het ook goed. Mij overkwam ooit dat mijn uitgeholde begroeting "Hoe gaat het ermee?" werd afgestraft met een opgetrokken wenkbrauw en de ontregelende tegenvraag "Hoe gaat het wáármee?". -- menno @ Friday 20 Apr 2007 04:02:23
In mijn bijdrage van 20 april geef ik geen handleiding, maar een attitude om met mensen in contact te treden en daarbij hun latente kritische vermogens wakker te schudden. Dat heeft wel een klein bereik, maar tegelijk een veel grotere impact.
En wij zouden in goed gezelschap zijn. Deed Socrates zo'n 2400 jaar geleden ook al...
-- menno @ Tuesday 31 Jul 2007 04:06:23